25e dag, woensdag 6 juli 2011. 24e etappe: Redecilla del Camino – Burgos, 72 km.

Om vijf  uur staan de eerste wandelaars op. Ik wacht tot het bed beneden me leeg is. Veel wandelaars zijn al weg als ik aanstalten maak me aan te kleden. In het keukentje zet ik thee, hang de iPhone nog even aan het infuus en kijk in de tas met proviand. Ik heb nog wat brood en een blikje tapa negra. Dat is m’n ontbijt. Ik verwacht vrij snel in Belorado te zijn en daar wat te kunnen eten. Er zijn vrij veel Aziaten in de albergue. Ik heb er onderweg ook al veel gezien en een paar gesproken. Uit Korea of Japan. De Chinezen laten nog op zich wachten. Het is zeven uur als ik vertrek. Te vroeg om Ietje te bellen. Dat stel ik uit totdat ik in Belorado ben. Ik rijd weer over de N120. Die keus heb ik in Santo Domingo gemaakt en die moet ik nu doorzetten.

Plaza Mayor, Belorado

De fietsroute kan ik weer oppakken als ik in Belorado ben. Om acht uur bel ik Ietje vanaf het dorpsplein in Belorado. Er staat een tentje op het plein. Blijkbaar een pelgrim die nergens anders terecht kon. De cafés en restaurants aan het plein zijn nog gesloten. Er is niks te eten of te drinken. Ik ga naar de N120 die dwars door Belorado loopt. Daar moet wat open zijn. Het vrachtverkeer is al een tijdje volop aan ’t rijden. Inderdaad, ik kan ergens vers sinaasappelsap, twee flinke croissants en koffie krijgen. Na Belorado, bij Tosantos verlaat de fietsroute de N120. In 2008 hebben Arjan en ik de N120 gevolgd tot in Burgos, maar we werden toen onderweg een beetje verrast door de Puerto de la Pedraja, 1150m hoog. Dat leidde tot een paar kilometer flink klimmen. Nu neem ik de fietsroute die om de N120 heen slingert. De route loopt eerst ten noorden en dan aan ze zuidkant van de grote verkeersweg. In de buurt van Santovenia de Oca kruist de fietsroute de N120. Overigens, de officiële pelgrimsroute loopt als wandelpad gewoon parallel aan de N-120. Op gepaste afstand, zodat de vrachtwagens en de pelgrims niet in elkaars vaarwater zitten. Ik sla bij Tosantos rechtsaf. Al een tijdje protesteert mijn rechtertrapper. Hij wil niet gemakkelijk ronddraaien. De lagers zijn beschadigd denk ik. Vermoedelijk al toen ik thuis vertrok, want er staat me vaag iets bij uit 2008. Toen gebruikte ik ook deze fiets. Ik heb er al een paar keer olie op gegoten maar het lijkt erger te worden. Maar hier, in de middle of nowhere is geen fietsenmaker. Dus maar weer een spuit olie erop. Het terrein is glooiend. Heuveltje op, heuveltje af. Netto ga ik omhoog. Niet naar de hoogte van de Puerto de la Pedraja, maar ook niet veel lager. Onderweg maak ik hier en daar foto’s. Bijvoorbeeld in Villaescusa la Sombria.

Villaescusa la Sombria

Twee klokken hangen als vastgevroren in de klokkentoren. Ik zie rechts van de weg kilometerpaaltjes staan. Een na elke kilometer. Ik bedenk dat ik mijn fietscomputer wel ‘ns kon ijken. Dan weet ik of en hoeveel hij afwijkt. Bij paaltje 1 kijk ik wat de fietscomputer aangeeft. Het zal nog even duren voor ik de N120 kruis dus ik kan een mooie afstand gebruiken om te ijken. Het ijken vergt al mijn concentratie. Daarom heb ik niet in de gaten dat ik ergens linksaf moet, richting Santovenia de Oca.

Ik peddel rustig rechtdoor en heb niks in de gaten. Totdat ik op een T-splitsing kom. Ik verwacht Santovenia de Oca aan te treffen. Maar ik zie geen borden die die naam vermelden. Het punt komt ook niet overeen met de kaart in boekje drie. Tenminste niet op het punt waar ik op focus. Wel op een ander punt, een stuk naar het westen, ten noorden van Burgos. Problemen. Gelukkig weet ik wel hoeveel de kilometerteller afwijkt: hij telt elke tien kilometer 370 meter teveel. Maar dan. In de verte kan ik een bord lezen: Quintanapalla. Ik speur de kaart af naar deze naam. Het dorpje ligt aan de N1 die van Vitoria-Gasteiz naar Burgos loopt. Parallel aan de AP1, een snelweg. Er zijn drie opties: terug naar waar ik linksaf had gemoeten en zo naar Santovenia de Oca, vanaf hier via Atapuerca naar Santovenia de Oca of vanaf hier rechtstreeks naar Burgos. Dat is het kortste; de twee andere alternatieven betekenen meer kilometers. Ik schat minimaal tien. Dat maakt de keus gemakkelijker. Rechtstreeks naar Burgos. Maar hoe? Ik kan niet over de snelweg en ik wil niet over de N1 als dat niet per se hoeft. Want die is drukker en smaller dan de N120. Ik vogel een route uit die over Rubena loopt. Dus eerst naar Rubena. Daar vraag ik hoe ik naar Burgos kan fietsen. De oude vrouw aan wie ik het vraag weet het blijkbaar allemaal niet meer en haar dochter komt aansnellen om te helpen: rechtdoor en dan ergens linksaf. Je vindt het wel. Gracias! Ik ga rechtdoor en zoek m’n weg. Ik kom terecht op een enorme rotonde. De diameter is wel150 meterschat ik. Met een heel stel wegen die er op aansluiten. Er zijn op- en af ritten naar de snelweg en ik kan de N1 op naar het noorden en het zuiden. De rotonde ligt op het punt waar de N1 de snelweg kruist. Ik zie ook een bordje ‘camino’. Ik sta er niet ver vandaan en het weggetje loopt rechts naar beneden. Zonder nadenken veronderstel ik dat dit dé Camino is, zo vlakbij Burgos. Misschien wel niet helemaal de echte (want die loopt Burgos in aan de oostkant en ik zit ten noorden van Burgos) maar mogelijk wel zoiets. Net als met Sinterklaas. Er is maar een echte, maar er zijn een heleboel Hulpklazen. Blij rijd ik de camino op. De weg loopt naar beneden, de rotonde af. Beneden is een T-splitsing. Naar rechts gaat de weg naar het noorden, naar links naar het zuiden. Er staat geen bordje. Logisch, ik moet naar het zuiden. Daar ligt Burgos. Het pad wordt er niet beter op. Van een gravelweggetje gaat het over in twee karrensporen met een hoge begroeiing er tussen. Ik ploeter er doorheen. Zeker een wandelpad denk ik. Ik kijk vooruit. Ik zie rechts een spoorlijn en links het talud waar de snelweg op ligt. Voor me het karrenspoor. Niet echt handig denk ik. Ik speur in de verte hoe het pad verder gaat. Ik zie geen pad. Een eindje verder houdt het pad op. Ik sta voor een korenveld. Rechts het spoor, links het talud en achter me het overwoekerde karrenspoor.

Er zijn ook zoveel wegen die naar Santiago leiden

Het dringt tot me door. Camino betekent in het Spaans gewoon ‘weg’ of ‘weggetje’ of ‘pad’. Ik zit op een weggetje dat de boer van het graanveld soms gebruikt. Omdraaien en terug naar de rotonde. Bij de T-splitsing de andere kant op (naar het noorden) is geen optie. Die kant moet ik helemaal niet op. Ik baan me een weg door de hoge begroeiing naar de rotonde. Daar opnieuw bedenken hoe ik ’t beste in Burgos kan komen. Ik sta er net en heb nog nauwelijks kunnen bekijken wat de alternatieven zijn of er komt een fietser aan. Geen ander verkeer te zien, alleen deze fietser. Ik houd ‘m aan. Of ie even kan meedenken. Ik moet naar Burgos en ik weet niet precies hoe. Hij krabt ‘ns achter zijn oren en weet niet onmiddellijk een antwoord. Hij kijkt op zijn horloge. Het is twaalf uur zegt hij, etenstijd. Zullen we wat gaan eten in het wegrestaurant daar. Dan kan ik daar verder nadenken. Hij wijst naar de overkant van de rotonde. Daar zie ik inderdaad een wegrestaurant. Nou zeg ik, ik moet naar Burgos en ik heb niet veel tijd. Op de kaart kijkend krijg ik een inval. Of hij de weg weet naar Villafria, vraag ik. Dat dorpje is een voorstadje aan de noordkant van Burgos. Ooooh, Villafria!! Natuurlijk weet ik de weg naar Villafria. Hij wijst naar een andere overkant van de rotonde. Daar staat een bordje. En inderdaad, als ik goed kijk kan ik Villafria lezen. Opgelost. Ik bedank hem en wens hem smakelijk eten en draai bij het bordje Villafria de rotonde af. Dan is het verder gemakkelijk. De weg loopt als een speer Burgos binnen. Ik heb nauwelijks het idee dat ik door Villafria ben gekomen. De weg Burgos in (de Calle de Vitoria) is lang. Er is een fietspad naast. Een paar keer rijd ik andere pelgrims op de fiets voorbij, dan weer staan we samen voor een stoplicht. Ik rijd op gevoel. De weg moet dalen want ik moet de Rio Arlanzón over. In het centrum, in de buurt van de kathedraal liggen een paar bruggen. Sommige zijn voetgangersbruggen, maar dat maakt voor de fiets niet uit. Ik bereik de rivier en steek ‘m over. Ik weet dat de camping aan de zuidkant van de rivier ligt, ongeveer drie kilometer buiten de stad in de buurt van het Cartuja Miraflores. Ik volg de borden die naar beide de richting aanwijzen. Verderop wordt het wat onduidelijk, mede omdat aan de weg gewerkt wordt. Ik vraag ’t nog even, maar ik zit goed. Nog even rechtdoor en dan is links de camping en rechts het Cartuja Miraflores. Het klopt helemaal.

Pelgrimsbeeld voor kathedraal Burgos

Ik schrijf me in, betaal en krijg een papiertje in handen gedrukt. Morgenvroeg inleveren! Niet vergeten, want dat geeft problemen. Ik denk onmiddellijk aan het houten plankje op de camping in Vézelay. Nee, geen grapjes maken deze keer. De camping is vrijwel leeg. Ik kan gaan staan waar ik wil. Er is plek en gras genoeg. Nadat ik geïnstalleerd ben ga ik naar het Cartuja. Dat ligt aan de overkant van de weg, een paar honderd meter verder. De weg gaat wel omhoog. Boven aangekomen lees ik dat het op woensdagen gesloten is. Een tegenvaller. Dan rijd ik naar het centrum van Burgos. Ik haal een stempel in de kathedraal en loop er nog eens aandachtig doorheen. Het is een geweldig monument. Daarna zoek ik een terras op in de buurt. Uiteraard heb ik foto’s gemaakt. Een knappe pelgrim maakt een foto van me als ik naast het pelgrimsbeeld op het bankje voor de kathedraal zit. Ze komt uit Brazilië. De mevrouw van het terras die me bedient vraagt of ik misschien de kaart wil. Prima. Ze hebben een pelgrimsmenu, maar ik bestel deze keer wat anders. Onder andere lekkere wijn. Na het eten wil ik een grapje maken. Ik veronderstel dat dit een pelgrimsmenu was, zeg ik. Had je gedroomd, antwoordt de mevrouw en ze wijst op de fles wijn: Marqués de Cáceres. Mooie wijn uit een bodega in Cenicero, 12 kilometer ten noorden van Nájera.

Burgos, Kathedraal

Ik sluit mijn bezoek aan Burgos met wat inkopen (brood, bananen, wijn, pinda’s en amandelen) af en ga terug naar de camping. Daar ga ik nog even naar de kantine. Er zijn toch meer gasten op de camping dan ik dacht. Het terras is aardig vol en ook binnen zijn mensen. Het is een herrie van belang. Trouwens meestal als er wat Spanjaarden bij elkaar zijn. Ik koop een bier en eet wat pinda’s die ik net heb gekocht. Het wordt frisser en ik ga naar binnen. Daar bestel ik een morcilla de burgos met wijn. Ik zit met mijn bloedworst naast een Spaanse mevrouw die vraagt waar ik vandaan kom. Ik vertel het haar en ik zeg meteen waar ik naar toe ga. Ze vindt het bewonderenswaardig. Ik vertel ook dat ik nog een dag in León wil doorbrengen en ervaar dan enige rivaliteit tussen deze twee steden. Maar met twee keer de ‘high five’ wordt het goed gemaakt. “Buon viaje”,  roept ze me na als ik wat later vertrek. Om tien uur kruip ik erin. Het is nog amper donker. Het schemert. De weersvoorspelling is dat het harder gaat waaien. Westenwind. Mogelijk noordwestenwind. Morgen in Castrojeriz zal ik besluiten wat ik doe, neem ik me voor. Daar is een camping. In Frómista (de bestemming volgens mijn plan) niet. Voor de dag erop staat Sahagún op de planning. Daar is weer wel een camping.

Plaats een reactie