21e dag, zaterdag 2 juli 2011. 20e etappe: Jaca – Sangüesa, 117 km.

Er begint schot in te komen, nog maar 820 km

Het is weer acht uur als ik vertrek. De etappe verloopt heel voorspoedig want het is veel dalen. Vandaag zal ik netto bijna 400 meterdalen. Al snel kom ik bij het stuwmeer ‘Embalse de Yesa’ in de rivier Aragón. Het water is turquoise. Ik stap af en ga door wat struiken naar de rand van het meer. Video en foto. Ook maak ik een foto van de brug over de Rio Esca die in het stuwmeer uitmondt. De weg langs het stuwmeer, ruim 25 kilometerlang, heeft prachtige uitzichten op het meer en de overkant. Om 12:30 ben ik al in Yesa. Ik ga restaurant Yamaguchi binnen. De keuken gaat om één uur open. Intussen kan ik even op internet want ze hebben wifi. Tegen enen word ik aan tafel uitgenodigd. Ik eet er erg lekker. Onthouden deze zaak. Omdat het zo voorspoedig gaat ben ik al midden op de middag in Sangüesa. Het is hier Baskenland. In het Baskisch heet het plaatsje Zangoza. Ik fiets de hoofdstraat helemaal door. Alles is er nog in ruste. Geen mens te zien, behalve een pelgrim. Hij spreekt me aan, want hij herkent de fiets als een Nederlandse fiets; er zit een reflector op de bagagedrager. Hijzelf woont in Eersel en heeft zijn intrek genomen in een albergue een stukje verderop. Ik moet een zijstraat van de hoofdstraat in en dan vind ik het wel.

Stuwmeer in de Rio Yesa

Er hangt een zwart bord aan de gevel. Hij loopt, en is weken geleden in Nederland vertrokken. Zijn plan is om in 110 dagen naar Santiago te lopen. Ik besluit ook naar ‘zijn’ albergue te gaan. Er is niemand om me bij te melden, maar de deur is open en er zijn meer pelgrims. Op de 1e etage zoek ik een stapelbed uit. In tegenstelling tot veel anderen slaap ik graag boven. De meeste bedden onderin zijn al bezet, maar veel bedden bovenin zijn nog leeg. Ik neem er eentje in een hoek en pleur de bagage op het bed. Deze is vannacht van mij, betekent dat. Omdat het nog vroeg is, wil ik naar het Monasterio de Leyre. Ik kleed me snel om; mijn fietskleding vervang ik door wat fatsoenlijkere kleding. Vooral de broek over mijn fietsbroek ziet er niet meer uit. Ik draag deze broek al vanaf de eerste dag. Het is een handige broek, vooral vanwege de diepe zakken. Gewone fietsbroeken met zeem in het kruis hebben die niet. En ik vind zakken in mijn broek toch wel erg handig. Ik trek mijn fietsshirt uit en verruil het voor een gewone blouse met korte mouwen. Dan bekijk ik hoe ik bij het monasterio kan komen. Dat kan op twee manieren: terug naarYesa via de weg die ik net heb afgelegd. Of via de NA-127 naar Liédena, dan richting Yesa en net voor Yesa linksaf. Ik kies ervoor niet de weg van vanmiddag terug te rijden. Helaas kijk ik wat slordig en mis ik het tekentje > in de weg van Liédena naar Yesa. Naar Liédena is geen probleem. Lekker dalen. Maar dan moet ik rechtsaf en dan volgt een behoorlijke klim van ongeveer vijf kilometer. De weg naar het monasterio is nog eens een klim. Deze keer maar vier kilometer maar wel met grote stukken à 10%. Om half zes ben ik bij het monasterio de Leyre. Ik ga de kerk van het monasterio binnen. De deur van de kerk kan ik openen. Ik kijk wat rond. Een andere bezoeker gooit geld in een gleufje en het licht gaat weer aan. Ik film en fotografeer. Daarna ga ik naar de andere kant van het complex.

Crypte in het Monasterio de Leyre

Daar is de officiële ingang. Er is daar ook een ingang van een hotel. Blijkbaar baten de monniken een deel van het complex uit als hotel. Er is ook een bar waar ik een drankje kan kopen. Ik koop een kaartje om kerk en crypte te bezoeken. Een mevrouw geeft me een sleutel waarmee ik de kerkdeur kan openen. Na bezichtiging de deur graag sluiten en de sleutel terugbrengen. Met de sleutel kan ik ook het licht aanmaken. Ik kijk verbaasd. De deur van de kerk is gewoon open zeg ik. Nee hoor, zegt ze, de kerkdeur is gesloten. Ik ga maar niet in discussie. Mijn Spaans staat dat niet toe. Ik ga terug naar de kerk en ga door de open deur naar binnen. Er zijn nog meer mensen binnen. Dan realiseer ik me dat ik een probleem heb. Als ik wegga en de deur sluit zet ik de andere bezoekers gevangen. Dat zullen ze niet leuk vinden. Ik moet ze dus naar buiten jagen voordat ik zelf naar buiten kan. Hoe zal ik dat doen? Het probleem lost zich gelukkig vanzelf op. Ze vertrekken en er komt niemand meer naar binnen. Dan ga ook ik en ik sluit de deur. Op de deur staat aangeplakt wanneer de gezangen zijn. Om zeven uur zingen de monniken de vespers. Lijkt me interessant om mee te maken. Ik ga terug, lever de sleutel in en vervolgens wijst de mevrouw van de entree me de deur van de crypte. De crypte is erg mooi, zoals de meeste crypten. Ik zie enorme granieten kolossen die de kerk erboven dragen. Maar elke kolos staat op een ogenschijnlijk fragiel pilaartje. Het pilaartje heeft maar een doorsnee van naar schatting30 cm. De kolos erbovenop is wel een meter in doorsnee. Of verkijk ik me? Ik film weer en maak weer foto’s.

Dan overbrug ik de tijd tot zeven uur met een bezoek aan de bar. Ik neem een pils (Mahou) en een bocadillo met warme worstjes. Om zeven uur zorg ik weer in de kerk te zijn. Omdat ik nog terug moet naar Sangüesa, kan ik maar kort blijven. Tot tegen half acht. Want het is nog een uur fietsen naar de albergue, schat ik. Het gezang van de monniken valt wat tegen. Best wel sfeervol maar ik heb wel ‘ns mooier Gregoriaans horen zingen.

Monasterio de Leyre

De albergue zit inmiddels tjokvol. Ook is de hospitalero geweest en heeft geconstateerd dat één pelgrim nog niet betaald heeft. Ik dus. Johan, zo heet de pelgrim uit Eersel, heeft hem verteld hoe het zit. Hij weer niet waar ik ben, maar hij zal me inlichten. Komt goed. Ik hoor het verhaal van Johan aan en duikel vijf euro op. Daarna gaan Johan en ik nog naar een kroegje voor een laatste drankje vandaag. Hij biedt me een biertje aan; ik hem een orujo de hierbas. Dat kent hij niet, maar hij herkent het wel. Hij zag anderen het spul drinken. Zo zit ik weer snel in mijn rol als ‘reisleider’: anderen laten kennis maken met de leuke dingen van het (buiten)land. Vandaag 117 km en 33 graden; morgen onweersbuien. Terwijl ik de aantekeningen maak voor dit verslag, zitten naast me enkele Spaanse pelgrims te eten wat ze net gekookt hebben in ’t keukentje van de albergue. Het is kwart voor tien ‘s avonds. Een normale etenstijd in Spanje. Ik neem mijn medicijn en ga om tien uur slapen. De normale bedtijd in een albergue.

Plaats een reactie